Studenten keken een video af waarin twee auto's op elkaar botsten. Vervolgens kregen ze allemaal de vraag de snelheid van de auto's te schatten - maar werd de vraag aan verschillende studenten net iets anders geformuleerd. De vraag was iets als: Hoe snel gingen de auto's ongeveer toen ze elkaar raakten, elkaar aanreden, botsten, op elkaar insloegen (het oorspronkelijke onderzoek was Engelstalig). Resultaat: naarmate het werkwoord in de vraag suggestiever was voor een hoge snelheid, was ook de schatting van de snelheid hoger.
Verrassender was het resultaat van een interview met dezelfde studenten een week later. Op de vraag of er in de film sprake was geweest van gebroken glas gaven meer dan de helft van de studenten die blootgesteld waren aan de meest suggestieve snelheidsvraag een week eerder, bevestigend antwoord (wat twee keer zoveel was als de studenten die de minst suggestieve vraag hadden beantwoord). De reden voor deze foute herinnering is kennelijk dat bij het opdiepen van dit soort zaken uit het geheugen er sprake is van een reconstructie, waarbij details die beter bij elkaar passen meer kans maken om te worden toegevoegd (Dietrich, 2007 p. 162-163).
Arne Dietrich (2007) Introduction to consciousness. Palgrave Macmillan: Hampshire.