Bespreking van The Last Samurai

The Last Samurai

The Last Samurai creëert een kleurrijke maar karikaturale mythe over de modernisering van Japan en het verdwijnen van de samurai als heersende soldaten klasse. Tevens geeft de film ruim baan aan de bekende maniertjes van Tom Cruise en zijn verheven moralisme (denk bijvoorbeeld aan zijn pedante ‘Because it is against the law’ aan het einde van The Firm). Maar in de The Last Samurai betekent Cruise’s moralisme afwijzing van de moderniteit, en verheerlijking van de vechtkunst en de martelaarsdood. Maar dat laatste natuurlijk niet voor hemzelf.

The Last Samurai heeft de vorm van een epos waarin de getormenteerde held verlossing vindt door te kiezen voor ‘het goede,’ wat in dit geval een traditionele levensstijl inhoudt waarin totale overgave aan ideale vormen van dienstbaarheid, eer en geweld de bepalende morele maatstaven zijn. ‘Het kwaad’ wordt afgebeeld als een technologische maar eerloze samenleving waarin traditie en mensenrechten geschonden worden in het belang van commercie en de opbouw van de natie. De held, de Amerikaanse militaire adviseur Nathan Algren, komt tot zijn keuze tijdens een gedwongen overwintering in een bolwerk van opstandige samurai, diep in de bergen van Japan, na gevangen genomen te zijn bij een mislukte militaire actie. De personificatie van de waarden die Algren uiteindelijk omarmt wordt gevormd door de leider van deze samurai. Deze man beheerst het Engels, en houdt gesprekjes met Algren. Dat stelt Algren in staat kennis te maken met de bushidō, de moraalleer van de samurai.

De belichaming van ‘het kwaad’ is een zekere Omura, de kennelijke eigenaar van onder meer een spoorweg die door de samurai rebellen wordt bedreigd. Deze Omura vervult tevens een topfunctie die hem direct tussen de keizer van Japan en de rest van de wereld plaatst. De keizer blijkt, in de traditie van mythes als die van Robin Hood, wezenlijk goed, maar bedrogen door Omura.

Met een titel als The Last Samurai, komt het niet als een verrassing dat het niet goed afloopt met de rebellen. Ze willen liever sterven dan hun recht om hun twee zwaarden te mogen dragen opgeven. Gezien de verheerlijking van geweld en de aantrekkingskracht van een eervolle dood in de strijd komt dat goed van pas. Wanneer Algren wordt ondervraagd over de dood van Generaal Custer (onder wie hij gediend zou hebben) blijkt dat de leider van de samurai diens dood in het gevecht met een overmacht aan Amerikaanse indianen als eervol beschouwt. Algren deelt deze visie in eerste instantie niet. ‘He was a murderer. Who fell in love with his own legend. And his troopers died for it.’ Maar de rebellenleider zegt deze dood te ambiëren. Aan het einde van de film krijgt hij die ook, met Algren aan zijn zijde. Maar de finale actie, een charge van de samurai recht in het vuur van houwitsers, geweren en gatling machinegeweren lijkt meer op de ‘Charge of the Light Brigade’ (evenals Custers ondergang een historische gebeurtenis) waarbij een Engelse cavalerie brigade tijdens de oorlog op het Krim schiereiland een volstrekt vergeefse charge uitvoerde op een linie van Russische kanonnen. En evenals Custers ondoordachte aanval is deze charge door sommigen verheerlijkt als ‘heroïsch’ of ‘het toppunt van dapperheid.’

In tegenstelling tot de leider van de rebellen, overleeft Algren de laatste veldslag. Dat stelt hem in staat naar Tokio te reizen. Daar breekt hij in bij een audiëntie van een Amerikaanse handelsdelegatie bij de keizer, om het zwaard van de leider van de voor hun traditionele waarden gestorven samurai aan te bieden. Met deze handeling weet hij de keizer duidelijk te maken dat hij niet zijn ziel moet verkopen aan de Amerikanen en dat Omura een grote schurk is. De keizer verbant Omura prompt naar een ver eiland met de mededeling dat zijn bezittingen geconfisqeerd zullen worden om te zullen worden verdeeld onder het volk. In de allerlaatste scène van de film zien we Algren terugkeren naar zijn Arcadië in de bergen.

Zoals uit het bovenstaande vermoedelijk al blijkt, geloof ik dat The Last Samurai in wezen een sprookje is, een verdichtsel zoals dat van Robin Hood. Waar verfilmingen van Custers Last Stand of The Charge of the Light Brigade nog direct verwijzen naar de historische gebeurtenis die de aanleiding was voor de film, durft The Last Samurai dat niet. Buiten de film is er wel de suggestie dat de film gebaseerd zou zijn op de zogenaamde ‘Satsuma rebellie,’ die eveneens plaatsvond in 1877, maar in de film zelf zijn daar nauwelijks aangrijpingspunten voor te vinden. Afgezien van het jaartal, zijn de meest concrete overeenkomsten tussen de film en de werkelijke opstand, dat het leger van de rebellen overwegend uit samurai bestond, dat de aanvoerder van het rebellenleger (in werkelijkheid de charismatische Saigō Takamori) enkele jaren eerder nog deel had uitgemaakt van de regering, en wellicht het feit dat Saigō postuum (twee jaar na de opstand) een vorm van eerherstel werd verleend. Pure verdichtsels zijn natuurlijk de personages van Algren en Omura, en bijvoorbeeld de suggestie dat keizer Mutsuhito in staat zou zijn geweest om een van de meest vooraanstaande leden van de nieuwe oligarchie te onteigenen en verbannen (deze nieuwkomers hadden hem juist aan zijn (in essentie symbolische) baan geholpen).

Misschien nog duidelijker dan de bedachte personages en de denkbeeldige plaatsen geeft de aankleding van de film weg dat we te maken hebben met een verdichtsel. Het aanzien van de film is ontegenzeggelijk kleurrijk, en bijvoorbeeld de scène waarin de gehelmde en geharnaste samurai onder het lawaai van hun strijdkreten uit de mist opduiken om Algren’s bange groepje rekruten te overvallen is zonder meer indrukwekkend. Maar in contrast met de rebellen in de film, die op middeleeuwse wijze uitgedost, met pijl en boog, zwaarden en lansen de moderne regeringstroepen te lijf gaan, waren de werkelijke rebellen van Satsuma evenals de regeringstroepen uitgerust met kanonnen, mortieren en geweren, en gingen ze gekleed in geïmproviseerde uniformen, of, waar het de meeste officieren van het rebellenleger betrof, een regulier officierstenue. Dat is in het geheel niet verbazend, aangezien Satsuma een van de eerste domeinen was geweest om zich te moderniseren, en westerse wapens en gevechtstechnieken over te nemen. Dat ze niet opgewassen waren tegen de regeringstroepen kwam doordat die een grote overmacht vormden, en eenvoudig nog recentere wapens tot hun beschikking hadden.

Een vergelijking van de motieven van de rebellen is minder eenvoudig. Saigō Takamori zelf had zijn regeringsfunctie neergelegd toen hij geen steun kon vinden voor zijn plan om Korea in een oorlog te lokken en te veroveren. Daaruit blijkt wel een vechtersmentaliteit, maar er was geen sprake van dat Saigō (of de andere samurai van Satsuma) af zouden zien van het gebruik van moderne wapens. Verder speelde de keizer bij deze laatste opstand zelfs geen symbolische rol van belang. Wel stond de geprivilegieerde positie van de samurai op het spel (bijvoorbeeld hun stipendium, en hun monopolie op overheidsposities). In de nieuwe maatschappelijke structuur kregen gewone burgers meer vrijheden en kansen, ten koste van de samurai. Dat was in een samenleving die eeuwenlang was bepaald door een rigide kastenstelsel een radicaal nieuwe ontwikkeling. Hoewel er veel problemen verbonden waren met de snelle modernisering die de nieuwe machthebbers voorstonden, leken de rebellen uit Satsuma voornamelijk begaan met het veiligstellen van hun eigen positie in de nieuwe orde.

The Last Samurai kan dus niet, en wil misschien niet eens, gezien worden als een verfilming van de Satsuma opstand of als hagiografie van Saigō Takamori. Maar de film schept door zijn kleurrijke en nauwgezette aankleding als het ware zijn eigen werkelijkheid. Niet gehinderd door de historische feiten creëert de film een mythe over de modernisering van Japan en over de waarde van de moraalleer van de samurai. Halverwege van de film blijken de samurai opeens ‘beschermers van het volk’ (in werkelijkheid waren ze niet meer dan huurlingen en ambtenaren voor de daimyō, de heersers van de domeinen). Opvallend is het als goed voorstellen van de compromisloze loyaliteit aan de keizer en de verheerlijking van geweld en de martelaarsdood, en de reflectieloze afwijzing van de moderniteit. Gary Thompson schreef dat ‘You have to admire the chutzpah of any movie that, at this juncture in history, paints a gung-ho portrait of anti-modern, anti-Western suicide attackers.’ Het zou mij evenwel niet verbazen om te horen dat de producenten van de film de verheerlijking en uitbeelding van geweld in de film eenvoudig hebben gezien als iets wat goed in de markt ligt.

Een verwarrende en dubbelzinnige rol wordt gespeeld door de verwijzingen naar de contemporaire militaire acties tegen de Amerikaanse indianen en de gewelddadige dood van General Custer. Het laatste is een gebeurtenis die lang als een heroïsche strijd werd afgebeeld, met morele en stichtende implicaties (verlichte westerse samenleving tegenover barbaarse wilden). Hoewel er nog steeds bewonderaars zijn van Custer die niets dan goeds van hem willen horen, heeft onderzoek inmiddels uitgewezen dat Custer, die ook in de burgeroorlog al de gewoonte had om zich klakkeloos in de strijd te werpen (om daar zich met ‘Custer’s luck’ uit te redden) eenvoudigweg geen idee heeft gehad van de zinloosheid van zijn aanval en ook geen kans heeft gehad voor iets wat zou hebben kunnen lijken op een taaie ‘last stand,’ maar gewoon is afgeslacht. Maar in de film lijkt het personage Algren zich hiervan bewust. Tevens heeft Algren als het ware een moderne kijk op de repressie van de Amerikaanse indianen, die hem vraagtekens doet plaatsen bij de beschaving waar hij deel van uitmaakt. Op diverse plaatsen in de film wordt zelfs geprobeerd de positie van samurai gelijk te stellen met die Amerikaanse indianen, maar die vergelijking mist iedere geloofwaardigheid. Zelfs dat deel van het publiek dat bijna niets van Japan weet zal toch zeker wel eens vernomen hebben dat de samurai een hooggeplaatste sociale klasse vormden, en dat het dus ongepast is die aan te duiden als ‘tribes.’ Pikant is dat hoewel de samurai in abstracte zin misschien slachtoffers waren van de moderne tijd, zij in die rol gedwongen werden door leden van hun eigen klasse (de winnaars van de revolutie van 1868). Uiteindelijk lijkt de film, de initiële reserves van Algren niettegenstaande, uit te draaien op het weerleggen van de kritiek die Genraal Custer’s laatste actie als een zinloze verspilling van levens afbeeldt, en stelt daarvoor in de plaats een nog zuiverder verheerlijking van wapengeweld via de onbuigzame martelaarsmentaliteit van de samurai.

Zelfs los van de bedenkelijke vergelijkingen en de historisch valse mythe die de film creëert, werkt de film voor mij niet goed. Wel veel spectaculaire en kleurrijke beelden en vakkundig gefilmde actiescènes, maar tevens veel gezwollen pathos en overdreven, contraproductief sentiment. Scènes die wel werken zijn bijvoorbeeld die waarin Algren herhaaldelijk tegen de grond wordt geslagen voor zijn gebrek aan respect voor een oefenzwaard, en duidelijk het onbuigzame, gesloten karakter van de geest van de betreffende samurai wordt overgebracht. Of de ingetogen scène waarin Taka (de vrouw die Algren verzorgde in het dorp) hem helpt met het harnas van haar overleden echtgenoot. Maar er zijn veel moeizame scènes, het meest extreme voorbeeld daarvan vermoedelijk die waarin Algren een Japanse rekruut probeert te dwingen hemzelf neer te schieten, om zo te bewijzen dat de soldaat hem toch niet kan raken. Zelfs al zou zo’n soldaat schieten, dan zou hij vanzelfsprekend nooit raak schieten, dus als bewijs van gebrek aan schietvaardigheid is de hele actie zinloos, ook in een ‘alternate reality.’ En tot slot, stellig ben ik ook niet de enige die de film teveel een Tom Cruise vehikel zal vinden, al was het maar omdat Tom Cruise vooral Tom Cruise speelt (wat hier ook nog eens anachronistisch is), en vanwege de manier van acteren die Scott Foundas prikkelt tot de vraag ‘is there any other bona fide superstar onscreen today so apt to confuse tense with intense?’

Nawoord:

Het bovenstaande heb ik in eerste instantie uitgetikt omdat de persoon van wie ik de film te leen had gekregen geïnteresseerd was in wat ik - als iemand die verondersteld wordt iets van Japan te weten - ervan vond. Maar aangezien ik waar het Saigō Takamori en de opstand betrof alleen de basale feiten wist te herinneren was ik voor extra details aangewezen op mijn boekenkast en internet. Echter, boeken die ik in de kast had staan deden de rebellie af met enkele zinnen. Internet was iets informatiever, maar bronnen op internet zijn vaak nogal dubieus van kwaliteit. Ik vond het evenwel niet de moeite waard om even naar de bibliotheek te gaan voor wat extra achtergrondinformatie en liet het daarbij.

Door toeval kreeg ik driekwart jaar later een nieuw wetenschappelijk boek in handen met de titel The last Samurai: The life and battles of Saigō Takamori. De auteur, Mark Ravina, was al een tijdje met de biografie bezig, maar het uitkomen van de film kwam hem en zijn uitgever goed uit (en zal stellig een rol gespeeld hebben bij de uiteindelijke titel van het boek). De vraag is nu, hoe verhoudt de gedegen informatie van Ravina zich tot mijn achteloos bijeengeharkte feitjes? Het variëert van informatie die zoveel meer diepte heeft dat mijn kale feiten er schril bij afsteken, tot informatie die mij waarschijnlijk extra munitie biedt voor mijn betoog.

Van beide twee voorbeelden. Ik stel bijvoorbeeld dat de rebellen niet, zoals in de film, als middeleeuwse samurai waren uitgerust (harnassen, pijl en boog, lansen, zwaarden), maar in moderne of geïmproviseerde uniformen gekleed gingen, en gewoon kanonnen en geweren hadden. Dat is correct. Maar pikant is wel, dat de campagne in Kyūshū dermate lang duurde, dat de grote legermacht waar de rebellen aanvankelijk over konden beschikken bij het finale gevecht tot amper honderd man was uitgedund. En ook munitie voor de wapens, zelfs voor de geweren was uitgeput, zodat men alleen nog maar de beschikking had over zwaarden. En van de laatste overgebleven mannen trokken op de laatste dag alleen die nog ten velde, die zich er in hadden berust te zullen gaan sterven—de overigen hadden op de avond voor die dag afscheid genomen. Het is een soort ironie dat de samurai in de film—zelfs al was het op een middeleeuwse manier—kennelijk over meer en beter toegeruste strijdkrachten beschikten dan Saigō in zijn laatste veldslag.

De laatste veldslag van Saigō was dus bepaald niet vreemd aan het soort van romantische heroïek waar de film op mikt. Heel anders is het gesteld met het beeld dat Ravina schetst van Satsuma, het domein dat de rebellen voortbracht. Ik wist wel dat Satsuma een van de eerste domeinen was geweest om zich te moderniseren en op westerse leest te bewapenen, maar Satsuma blijkt ook in andere opzichten een utzonderingspositie te hebben ingenomen. Kort gezegd komt het er op neer dat het domein een veel grotere zelfstandigheid ten opzichte van het Shogunaat had weten te bewaren, en eerder een gelijkwaardige partner was en zelfs een rivaal, vooral in militair opzicht. De opstand van Satsuma is misschien nog wel makkelijker te verklaren uit de onwil van Satsuma om zich ondergeschikt te maken aan Tokio dan uit de problemen die samenhingen met de modernisering en de veranderende rol van de samurai.