Ik dacht dat ik de voorgeschiedenis van “de vriend(en) van Sinterklaas” goed genoeg kende, maar Elisabeth Koning (bron: NRC) voegt er nog wat toe.
Precies op het moment dat de Nederlandse vorm van Sint Nicolaas in elkaar werd getimmerd (een belangrijke vroege bijdrage was Jan Schenkman’s prentenboek Sint Nikolaas en zijn knecht (1850)) werden ook blackface artiesten opgevoerd in minstrel shows, en in theater.
Koning:
Het verband dat ik aantoon is dat Zwarte Piet, zoals hij later nagespeeld werd, niet veel verschilt van eerdere blackface-personages op het Nederlandse toneel, en dat de figuren in dezelfde jaren zijn ontstaan.
Mmmm, tja. Zal wel.
Grappig detail in het artikel van het NRC was dat toen Koning haar masterscriptie over blackface in Nederland schreef, haar prof haar op voorhand waarschuwde dat ze zwarte Piet er buiten moest laten, want die had er niets mee te maken. Nu ben ik wel nieuwsgierig hoe die man dat zo zeker wist.
De prof zal of George Blaustein of Eduard van de Bilt geweest zijn (scriptie).
Bij pro-zwarte-piet activisten snap ik nooit hoe ze tegen iedere verandering zijn, alsof dat het “feest” direct in elkaar zal doen storten. Het “argument” is: zodra je toegeeft is het hek van de dam en mogen pepernoten ook opeens geen pepernoten meer heten, etc.
Grappig lijkt het me om mensen te confronteren met voorlopers van de knecht van Sint Nicolaas:
Ook wel grappig is hoe de weerstand tegen verandering niet tegenstaande de dreiging die uitging van zwarte Piet steeds verder is verzacht. Afbeelding uit Schenkman’s oorspronkelijke boek: